-
1 espérance
espérance [espeerãs]〈v.〉♦voorbeelden:1 espérance de vie • levensverwachting, gemiddelde levensduuravoir des espérances • een erfenis te wachten hebbendonner des espérances, de grandes espérances • veelbelovend zijntrahir les espérances de qn. • niet aan iemands verwachtingen beantwoordenavoir en espérance • in het vooruitzicht hebbenfhoop, verwachting -
2 trahir les espérances de qn.
trahir les espérances de qn.Dictionnaire français-néerlandais > trahir les espérances de qn.
-
3 satisfaire
satisfaire [saatiesfer]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:on ne peut satisfaire tout le monde • men kan het niet iedereen naar de zin makensatisfaire la curiosité • de nieuwsgierigheid bevredigensatisfaire sa faim • zijn honger stillenv3) bevredigen
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский